La ricerca cedere ha prodotto 48 risultati
IT Italiano NL Olandese
cedere (v) [diritto] bezwijken (v) [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] afstaan (v) [rivendicazione]
cedere (v) [diritto] vermaken (v) [diritto]
cedere (v) [concessione] toegeven (v) [concessione]
cedere (v) [materia] toegeven (v) [materia]
IT Italiano NL Olandese
cedere (v) [accordo] afstand doen (v) [accordo]
cedere (v) [diritto] afstand doen (v) [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] afstand doen (v) [rivendicazione]
cedere (v) [accordo] capituleren (v) [accordo]
cedere (v) [diritto] capituleren (v) [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] capituleren (v) [rivendicazione]
cedere (v) [accordo] bezwijken (v) [accordo]
cedere (v) [posto] afstaan (v) [posto]
cedere (v) [rivendicazione] bezwijken (v) [rivendicazione]
cedere (v) [to surrender, yield control or possession] loslaten (v) [to surrender, yield control or possession]
cedere (v) [diritto] nalaten (v) [diritto]
cedere (n v) [lose firmness] nalaten (n v) [lose firmness]
cedere (v) [diritto] legateren (v) [diritto]
cedere (v) [concessione] meegeven (v) [concessione]
cedere (v) [materia] meegeven (v) [materia]
cedere (v) [possessione] schriftelijk afstand doen van (v) [possessione]
cedere (v) [psichiatria] ineenstorten (v) [psichiatria]
cedere (v n) [to give way] zwichten (v n) [to give way]
cedere (n v) [lose firmness] doorhangen (n v) [lose firmness]
cedere (v) [diritto] afstand doen van (v) [diritto]
cedere (v) [diritto] opgeven (v) {n} [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] opgeven (v) {n} [rivendicazione]
cedere (v) [to surrender, yield control or possession] opgeven (v) {n} [to surrender, yield control or possession]
cedere (n v) [lose firmness] verslappen (n v) [lose firmness]
cedere (v) [accordo] verzaken aan (v) [accordo]
cedere (v) [diritto] verzaken aan (v) [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] verzaken aan (v) [rivendicazione]
cedere (v) [accordo] afzien van (v) [accordo]
cedere (v) [diritto] afzien van (v) [diritto]
cedere (v) [rivendicazione] afzien van (v) [rivendicazione]
cedere (v) [accordo] afstand doen van (v) [accordo]
cedere (v) [accordo] opgeven (v) {n} [accordo]
cedere (v) [possessione] afstand doen van (v) [possessione]
cedere (v) [rivendicazione] afstand doen van (v) [rivendicazione]
cedere (v) [diritto] cederen (v) [diritto]
cedere (v) [possessione] cederen (v) [possessione]
cedere (v) [diritto] overdragen (v) [diritto]
cedere (v) [possessione] overdragen (v) [possessione]
cedere (v) [diritto] overgeven (v) [diritto]
cedere (v) [possessione] overgeven (v) [possessione]
cedere (v) [accordo] afstaan (v) [accordo]
cedere (v) [diritto] afstaan (v) [diritto]
cedere (v) [possessione] afstaan (v) [possessione]